St. Janskerkhof
opdracht: onderzoek
datering: juni-augustus 1984
Bestudering van opgegraven menselijke skeletten draagt bij aan de door de archeoloog nagestreefde rekonstruktie van de mens van weleer. Archeologische vraagstukken over deze skeletten zijn demografisch van aard. De geslachtsdiagnose, leeftijdsschatting bij sterven, lengteschatting en de weerspiegeling van de gezondheidstoestand in het skelet vormen de basis van het fysisch anthropologisch onderzoek. De fysische anthropologie bestudeert verschillen tussen mensen in de ruimte, in sexe, tussen kinderen en volwassenen en in de tijd. Door deze overlap in interesse dient de fysisch anthropologie de archeoloog als instrument om niet slechts zijn sporen (gebouwen en gebruiksvoorwerpen) maar ook de resten van de mens die ze maakte te bestuderen.
Het onderzochte skeletmateriaal is afkomstig van een opgraving in 's-Hertogenbosch. Deze opgraving op het kerkhof aan de noordzijde van de St. Janskathedraal vond plaats van 25 juni tot 25 augustus 1984. Het onderzoek van de skeletresten werd uitgevoerd door Drs. W.H.M. Bouts en R. Mastwijk. De gebitsresten zijn onderzocht door Drs. T.J. Pot. Het geheel stond onder leiding van de gemeentelijk archeoloog, Prof. H.L. Janssen.
Het was bekend dat het terrein tussen ca. 1700 en ca. 1845 onderdeel had uitgemaakt van het kerkhof rond de St. Jan. Een eerste proefsleuf bevestigde dit en toonde een zeer hoge begravingsintensiteit met zeer dicht opeengepakte skeletten, plaatselijk tot een diepte van ca. 3 meter onder het maaiveld. Gezien het feit dat er voor de opgraving slechts een uiterst bescheiden budget, weinig tijd en mankracht was kon men niet het hele beschikbare gedeelte opgraven. Daarom werd besloten de opgraving van het grafveld te beperken tot drie grote steekproeven waarin een zo groot mogelijke horizontale en chronologische spreiding aanwezig was. Dit gedeelte van de opgraving waaraan werd meegewerkt door de anthropo-bioloog Drs. W.H.M. Bouts werd Uitgevoerd tussen 25 juni en 7 augustus 1984. De steekproeven uit het grafveld bestonden uit de aanleg van een drietal vlakken met afmetingen van ca. 12 x 12 meter. De verschillende vlakken werden systematisch blootgelegd, gedokumenteerd volgens een standaardmethode en geborgen. We mogen aannemen dat op deze wijze zowel de oudste als de jongste begravingen en een willekeurige selektie uit het midden van de gebruiksperiode van het grafveld in de steekproeven vertegenwoordigd zijn. De overige skeletten werden machinaal geruimd, waarbij echter bijzondere skeletten werden verzameld. Binnen de steekproeven konden uiteindelijk 421 primaire begravingen worden qeïdentificeerd en systematisch geborgen. Hiervan waren er 229 geschikt voor onderzoek.
Het gaat hier waarschijnlijk om skeletten van mensen met een lage sociale status Ze waren namelijk aan de noordzijde van de St. Jan, in kisten van goedkope houtsoorten (zilverspar, fijnspar) begraven. Hierbij lagen ze massaal om en om, kist aan kist. Rozenkranzen spelden en sieraden waren van geringe waarde.
Na het volgen van de zomercursus fysische anthropologie bij Dr. G.J.R. Maat in Leiden kreeg ik samen met Ethel Metz (foto 1) de gelegenheid om elk vijf skeletten in 's-Hertogenbosch te onderzoeken. Belangrijkste doel hierbij was een nadere kennismaking met fysische anthropologie in het algemeen en skeletonderzoek in het bijzonder.
| |
Instituut voor Bouwhistorische Inventarisatie en Documentatie (IBID)
auteur: R.B.J. Houwers
datering: juni 1984